Belangrijke randvoorwaarden
Materiaal en infrastructuur
Naast de reeds opgenoemde bezorgdheden over de lestijden en groeperingsnormen kwamen in de loop van het pilootproject nog andere randvoorwaarden aan de oppervlakte.
Mooie praktijkvoorbeelden toonden het belang aan van een goede infrastructuur: ruime lokalen waar plaats is om in hoeken te werken, waar een aparte opstelling voor een samenspelmoment gemaakt kan worden zonder schoolbanken, waar voldoende ruimte is om gedifferentieerd te werken. Ook kwam naar boven dat er voldoende klaslokalen dienen te zijn. Kleinere klasgroepen vragen immers om meer lokalen tegelijkertijd. Om schoolbrede implementering mogelijk te maken zijn er aanpassingen aan infrastructuur nodig. Aanpassingen waarvoor schoolbesturen helaas onvoldoende middelen krijgen of hebben.
De aankoop van voldoende materiaal vraagt tevens om een toereikend budget. Binnen de werkingskosten dienen de aankoop en het onderhoud van extra materiaal zoals djembés, Orffinstrumenten, boomwhackers, klavierinstrumenten en niet te vergeten instrumenten die specifiek geschikt zijn voor jonge leeftijdsgroepen verankerd te worden.
Hierbij dient ook opgemerkt te worden dat beide knelpunten, infrastructuur en instrumentarium, zeker in wijkafdelingen en kleinere filialen voor heel wat problemen zorgen. Denken we maar specifiek aan scholen die zich moeten organiseren in cohabitatie met leerplichtonderwijs. Zonder degelijke incentives zal het voor deze kleinere entiteiten niet meer mogelijk zijn een aanbod voor muziek aan te bieden.
Op het vlak van lesmateriaal is ook nog wel wat werk aan de winkel. Verschillende pilootacademies deden alvast veel inspanningen om goed en bruikbaar lesmateriaal te ontwikkelen, toegespitst op de doe-gerichte aanpak, het gebruik van gemeenschappelijk materiaal, inzetbaar bij hoekenwerk en veel meer. Verdere afwerking en verfijning van dit lesmateriaal heeft zijn tijd meer dan nodig.
Het volledige leertraject
Reeds in een vorig hoofdstuk werd aangehaald dat in het pilootproject geen rekening kon worden gehouden met de mogelijke voorsprong van een leerling wanneer die de eerste graad al heeft afgelegd. In de toekomst zullen leerlingen op een lichtelijk andere basis kunnen starten aan de tweede graad. Die expertise was nu nog niet aanwezig. Bovendien gaan we ervan uit dat ook de derde en eventueel de vierde graad een algemeen vormend opleidingsonderdeel zullen blijven aanbieden. Een aantal leerinhouden van de huidige lagere graad wordt immers bewust uit het leertraject van de tweede graad gehaald, ervan uitgaande dat deze in het vervolgtraject, op een voor de leerling geschikter moment van zijn ontwikkeling, kunnen aangeboden worden.