Ervaren en beleven : een leerproces in 4 fasen
FASE 1 Exploreren / experimenteren
We reiken de leerlingen nieuw materiaal (lesonderwerpen) aan door er al spelend mee aan de slag te gaan. Op het gehoor, op het gevoel.
Geen duiding, geen theoretIsch kader, geen (of nauwelijks) termen of ‘officiële’ benamingen. We laten een ritme een ritme zijn, een geluid een geluid, een muzikaal idee een muzikaal idee. Het is het idee van de onbewuste fase uit de traditionele amv die een fase (soms zelfs een volledig lesuur) op zich wordt. Op die manier willen we de leerlingen uitnodigen om zichzelf te ontwikkelen, om het zelf uit te vogelen, voordat de leerkracht zich daarmee zal inlaten.
We reiken de leerlingen nieuw materiaal (lesonderwerpen) aan door er al spelend mee aan de slag te gaan. Op het gehoor, op het gevoel.
Geen duiding, geen theoretIsch kader, geen (of nauwelijks) termen of ‘officiële’ benamingen. We laten een ritme een ritme zijn, een geluid een geluid, een muzikaal idee een muzikaal idee. Het is het idee van de onbewuste fase uit de traditionele amv die een fase (soms zelfs een volledig lesuur) op zich wordt. Op die manier willen we de leerlingen uitnodigen om zichzelf te ontwikkelen, om het zelf uit te vogelen, voordat de leerkracht zich daarmee zal inlaten.
1. Er zit muziek in onze namen
A. Namenrondje We zitten in een cirkel en spreken om te beurt onze naam uit. Na een volledige ronde doen we er nog een, in omgekeerde richting. B. Ritmisch namenrondje Dit is een namenrondje, maar dan 'in de maat'. We stampen de puls met onze benen en wiegen mee. We wisselen van richting. Daarna klappen we de uitspraak mee. Tot slot verwisselen we van richting en laten de uitspraak achterwege (innerlijk uitspreken kan), enkel het klappen blijft, op de puls in onze benen / wiegen. C. Lees de cirkel De leerlingen vormen een lichaamspartituur door in een bepaalde volgorde te gaan zitten. 1 leerling ‘leest’ (klapt de namen) de cirkel, terwijl de cirkel de puls houdt. Nieuwe combinaties maken zodat iedereen een keer heeft ‘gelezen’. D. Lees de cirkel: LUID / zacht Dit betekent: lees de cirkel, met extra keuzemogelijkheid: rechtstaan is LUID, zitten is zacht. We lezen de cirkel samen. Daarna maken we een tweede cirkel. materiaal: stem, benen, handen vorm: cirkel stoelen, zonder banken Doelstelling:
|
|
|
2. Vrij spel: do-re-mi-fa
Vooraleer we 3 nieuwe noten (do, re en mi) in de F-sleutel leren schrijven en lezen, gaan we ermee aan slag. De leerlingen krijgen per 2 een Orffinstrument in handen, met daarop onze ‘nieuwe noten’. Ze krijgen vrij spel, mogen het melodisch materiaal vrij verkennen en maken er naar eigen creativiteit en goesting een stukje mee. |
3. Speeltuin: drieklanken
De leerkracht toont hoe je drieklanken speelt op de piano. De leerlingen gaan per 2 of 3 zelf op verkenning. |
|
FASE 2 Maken
De leerlingen gaan in kleinere groepen aan de slag om met het aangeboden materiaal iets te maken (maakopdrachten). We willen hun creativiteit uitdagen en hun onbewuste muzikale intelligentie / gevoel stimuleren.
1. Maakopdracht: kort/lang/luid/zacht
groepjes van 3 à 4 leerlingen De leerlingen gaan in een cirkel staan en maken zo een hele korte partituur. Verschillende volgordes worden uitgeprobeerd, de leukste wordt vastgelegd in een partituur. 2. Maakopdracht: ritmekaarten groepjes van 2 tot 4 Elk groepje krijgt een aantal ritmekaarten ter beschikking met (al dan niet) gekende ritmes. Ze maken een klein stukje volgens de regels van de schrijfkunst: maatcijfer, ritmes en maatstrepen op de juiste plaats. Elk groepje oefent zijn stukje, op het eind tonen we elkaar wat we gemaakt hebben. 3. Maakopdracht: grote en kleine drieklanken groepjes van 2 tot 4 Elk groepje gaat aan de slag met grote en kleine drieklanken, en maakt er een stukje mee. Bijkomende voorwaarde is het gebruik van een melodie. |
|
|
4. Maakopdracht: cijferlied
We delen de grote tertstoonladder op in cijfers, om via het gehoor de verschillende verhoudingen en spanningen tussen die cijfers te horen. Het stelt ons in staat om achter de noten te kijken en te luisteren. Om het DNA van een melodie te horen en te begrijpen, om die vervolgens mee te nemen door de verschillende toonaarden. Het bezorgt ons ook een universele taal, waarbij de verschillende instrumenten en bijbehorende transpositie geen rol meer spelen. De 1 blijft immers 1. L3: Arno (trompet), Lise (piano) en Lena (cello) komen op die manier tot een eigen muziekstuk, zonder zich te moeten bekommeren over de notennamen die voor de trompet helemaal anders zouden zijn. |
FASE 3 Schrijven
De leerlingen leggen hun ideeën vast op papier. Om te kunnen onthouden, om niet te vergeten, om volgende les eraan verder te kunnen werken, om te kunnen lezen en uitvoeren of om door te geven als leesoefening aan een ander groepje.
Het vastleggen gebeurt zowel op ‘officiële’ als op persoonlijke, ‘artisanale’ wijze, afhankelijk van de gewenste doelstellingen.
1. Ritmestuk
Leerlingen maken per twee een ritmestukje van 4 maten met de gekende elementen (overzicht op bord). Deze partituur kan worden doorgegeven als leesoefening of ter orkestratie aan een ander groepje.
2. Die F-sleutel toch...
Elke leerling verzint 4 maten muziek in de F-sleutel, en schrijft op in zijn schrift (individueel). Leerkracht stelt een aantal voorwaarden, om de moeilijkheidsgraad van de stukjes te kunnen sturen.
Elke leerling oefent thuis het zingen van zijn stukje, of neemt het mee naar de instrumentles om het te leren spelen.
De volgende les houden we een concert voor elkaar.
3. Ik kan het verzinnen, dus ik kan het schrijven?
We leggen onze creatieve schepsels van onze maakopdrachten vast op papier, afhankelijk van de beoogde doelstelling volgens de eigen dan wel de uniforme muzieknotaIe.
De leerlingen leggen hun ideeën vast op papier. Om te kunnen onthouden, om niet te vergeten, om volgende les eraan verder te kunnen werken, om te kunnen lezen en uitvoeren of om door te geven als leesoefening aan een ander groepje.
Het vastleggen gebeurt zowel op ‘officiële’ als op persoonlijke, ‘artisanale’ wijze, afhankelijk van de gewenste doelstellingen.
1. Ritmestuk
Leerlingen maken per twee een ritmestukje van 4 maten met de gekende elementen (overzicht op bord). Deze partituur kan worden doorgegeven als leesoefening of ter orkestratie aan een ander groepje.
2. Die F-sleutel toch...
Elke leerling verzint 4 maten muziek in de F-sleutel, en schrijft op in zijn schrift (individueel). Leerkracht stelt een aantal voorwaarden, om de moeilijkheidsgraad van de stukjes te kunnen sturen.
Elke leerling oefent thuis het zingen van zijn stukje, of neemt het mee naar de instrumentles om het te leren spelen.
De volgende les houden we een concert voor elkaar.
3. Ik kan het verzinnen, dus ik kan het schrijven?
We leggen onze creatieve schepsels van onze maakopdrachten vast op papier, afhankelijk van de beoogde doelstelling volgens de eigen dan wel de uniforme muzieknotaIe.
FASE 4 Lezen
We gaan lezen wat we hebben gemaakt. Of wat een ander groepje heeft gemaakt. Of wat de leerkracht met dezelfde elementen op bord zet. Of wat Luc De Smet of Jos De Ryck of Koen De Wolf met dezelfde elementen heeft gemaakt. 1. Partituren lezen / interpreteren van maakopdrachten We verdelen de partituren uit een vorige maakopdracht over de verschillende groepen. Elke groep probeert deze te ontcijferen en uit te voeren. We stellen een arsenaal aan instrumenten ter beschikking. Elke groep kiest een instrument en oefent met zijn groepje de partituur. We houden een miniconcert en luisteren naar elkaar. 2. Maakopdracht: ritmekaarten Elk groepje oefent zijn stukje (maakopdracht: ritmekaarten), op het eind tonen we elkaar wat we gemaakt hebben. |
3. Improvisatieoefening ‘Vul de maten’ Het geïmproviseerde materiaal uit een vorige oefening vormt een grotere leesoefening. Door het gebruiken van de verschuifbare magnetische vlakken op het bord, kunnen we ritmische figuren van plaats wisselen om zo tot een nieuwe leesoefening te komen. |
IMPROVISATIEOEFENINGEN
1. Vul de maten
Leerlingen krijgen de opdracht om 2 maten in maatsoort 2/4 te ‘vullen’ met gekende ritmische figuren. Ze improviseren tot de maat (maten) vol is (zijn).
Leerkracht (of leerling) noteert op de verschuifbare, magnetische vlakken op het bord.
Deze oefening kan leiden tot een verwisselbare leesoefening of tot een nieuwe, grotere improvisatieoefening met het geïmproviseerde materiaal.
2. Kies je tonen
Leerlingen krijgen de opdracht om een melodie te maken, bestaande uit x-aantal tonen, al dan niet gekoppeld aan ritme en een metrum (en dus een bijhorend aantal maten). De geïmproviseerde melodie vormt een gehooroefening voor de rest van de klas.
3. Kies je ritme
Leerlingen krijgen de opdracht om een reeks ritmische figuren te improviseren, bestaande uit (al dan niet) gekende ritmes, eventueel gekoppeld aan een metrum of puls, eventueel gekoppeld aan een bijhorend aantal maten.
De geïmproviseerde ritmereeks vormt ook hier weer een gehooroefening voor de rest van de klas.
1. Vul de maten
Leerlingen krijgen de opdracht om 2 maten in maatsoort 2/4 te ‘vullen’ met gekende ritmische figuren. Ze improviseren tot de maat (maten) vol is (zijn).
Leerkracht (of leerling) noteert op de verschuifbare, magnetische vlakken op het bord.
Deze oefening kan leiden tot een verwisselbare leesoefening of tot een nieuwe, grotere improvisatieoefening met het geïmproviseerde materiaal.
2. Kies je tonen
Leerlingen krijgen de opdracht om een melodie te maken, bestaande uit x-aantal tonen, al dan niet gekoppeld aan ritme en een metrum (en dus een bijhorend aantal maten). De geïmproviseerde melodie vormt een gehooroefening voor de rest van de klas.
3. Kies je ritme
Leerlingen krijgen de opdracht om een reeks ritmische figuren te improviseren, bestaande uit (al dan niet) gekende ritmes, eventueel gekoppeld aan een metrum of puls, eventueel gekoppeld aan een bijhorend aantal maten.
De geïmproviseerde ritmereeks vormt ook hier weer een gehooroefening voor de rest van de klas.