organisatievormen
In de korte looptijd van het pilootproject werd aan de academies de vrijheid gegeven om op een andere manier om te gaan met de lestijden en groeperingsnormen. Opdracht was om dit uit te werken binnen de toekomstige omkadering van drie wekelijkse lestijden. Met de te bereiken competenties voor de tweede graad in gedachten, wordt een leertraject van drie jaar als realistisch beschouwd. Ook het kunnen (gedifferentieerd) werken in kleine groepen is een belangrijke randvoorwaarde die uitdrukkelijk naar boven is gekomen.
Er zijn twee organisatievormen naar boven gekomen die werkbaar zijn gebleken en de pedagogisch–didactische meerwaarde onderschrijven. Enerzijds drie lestijden (twee voor een algemeen vormend opleidingsonderdeel en één voor het gekozen instrument) waarbij een atelier groepsmusiceren de spil is tussen het algemeen vormend onderdeel (amv) en de instrumentles. Anderzijds door een gelijke weging van twee opleidingsonderdelen.
Een aantal pilootacademies experimenteerde ook met het geïntegreerd lesgeven al dan niet in combinatie met teamteaching. Als onderwijsvorm bleek dit zeer waardevol, maar gezien de zeer specifieke competenties voor de leerkrachten niet schoolbreed te implementeren. Ook organisatorische struikelblokken (alles georganiseerd krijgen binnen de gebruikelijke omkadering) brachten deze experimenten op een zijspoor.
Atelier groepsmusiceren
Naast een lestijd instrument en een groepsles amv wordt voor de leerling een atelier-uur voorzien: tijdens deze lestijd ligt de nadruk op het in groep musiceren, door ervaren en beleven wordt de leerstof al doende in de praktijk gebracht. Het musiceren gebeurt zowel vocaal als instrumentaal, bij voorkeur op het eigen instrument, maar ook Orffinstrumenten, boomwhackers, djembés en dergelijke kunnen ingezet worden om de leerinhouden op een ervaringsgerichte manier bij de leerling aan te brengen. De klemtoon op ‘samen’ musiceren verhoogt de groepsdynamiek en het enthousiasme en brengt reeds vanaf het prille begin belangrijke samenspelcompetenties in ontwikkeling. Enkele voorbeelden hoe dit atelier er in de praktijk uitziet:
De leerlingen worden tijdens dit lesuur gegroepeerd per instrument of instrumentengroep (pianisten, gitaristen, strijkers, houtblazers, slagwerkers, ...). De les kan gegeven worden door een vakspecialist, de inhoudelijke nadruk kan gedifferentieerd worden op maat van het eigen instrument. Belangrijke meerwaarde is het onmiddellijk beklijvend maken van de inhoud via het eigen instrument.
- Samenspel in de amv-les
- Samenspel in de instrumentles
Gelijke weging
In een aantal pilootacademies werd geëxperimenteerd met het opsplitsen van de voorziene lestijden in twee evenwaardige onderdelen:
- Anderhalve lestijd algemene muzikale vorming
- Anderhalve lestijd instrumentles
De langere instrumentles biedt uitgesproken mogelijkheden om aan groepsmusiceren te doen en om door middel van hoekenwerk de leerinhouden te differentiëren op maat van de leerling en zijn gekozen instrument.
Bij beide organisatievormen is steeds gebleken dat gewerkt dient te worden in kleine groepen, zeker wanneer in het hervormde dko gekozen wordt om met lestijden van 50 minuten te werken. Lestijden van 50 minuten worden in het pilootproject alleen haalbaar indien de groeperingsnorm laag genoeg is. Realistisch is gebleken om te werken (voor een groepsvak) met gemiddeld 10 leerlingen en een maximum van 15. Voor de individuele instrumentlessen is 2 leerlingen een haalbare groeperingsnorm, met een maximum van 2,5 per lestijd. Binnen dit comfort en rekening houdend met een looptijd van 3 schooljaren voor de tweede graad wordt het behalen van de vooropgestelde leerdoelen en competenties een realistische tekening.